Vragen over immuniteit

Vragen over COVID-19.

Onzeker, maar in het algemeen geven ze aan dat een immuunrespons is gevolgd.

Immuniteit tegen virussen is meestal cellulaire immuniteit, d.w.z. T-cellen.
Wetenschappers hebben veel discussie over antilichamen. Antilichamen worden geassocieerd met ernstigere ziekten en mensen zonder antilichamen kunnen tegen het virus worden beschermd.
Het is echter moeilijk om antilichaamreacties van B-cellen te ontleden van T-cellen die met virus geïnfecteerde cellen bestrijden. De meeste mensen zullen beide hebben, dus veel onderzoeken wijzen uit dat antilichamen een rol kunnen spelen bij de bescherming, maar dit moet nog worden bewezen.

Nee, immuniteit zit in het bloed, maar vroege infectie zit in de bovenste luchtwegen.

In het algemeen veroorzaken luchtweginfecties geen steriliserende immuniteit, d.w.z. bescherming tegen infectie. Immuniteit door T-cellen en mogelijk antilichamen van B-cellen circuleren in het bloed, de lymfe en de inwendige weefsels.
Virusinfectie begint bij de bovenste luchtwegen en daar wordt het virus niet tegengehouden door T-cellen of normale antistoffen.
Bij de meeste, maar niet bij alle immuunpatiënten, kan het lichaam ook speciale antistoffen maken, Immunoglobuline A (IgA), die naar de slijmvliezen kunnen worden uitgescheiden. Dit is een tijdelijke situatie en zal na 2 maanden snel afnemen tot nul na 4 maanden.

Ja, immuniteit, verkregen na vaccinatie van infectie, beschermt tegen ziekte.

T-cellen en antilichamen beschermen tegen infectie in de longen en het bloed en voorkomen zo dat het virus zich door het lichaam verspreidt en een ernstige en levensbedreigende ziekte veroorzaakt.
De RNA-vaccins beschermen voor ongeveer 95% bij gezonde vrijwilligers na twee vaccinaties, vaccins kunnen minder efficiënt zijn bij mensen met een verminderde cellulaire immuunrespons.
Gevaccineerde mensen die wel ziek worden na infectie, hebben over het algemeen een mildere ziekte.

Misschien. Immuniteit beschermt de longen en de bloedsomloop, maar de hersenen zijn een immuun privilege gebied.

Immuniteit tegen COVID-19 zal door ziekte veroorzaakte schade aan verschillende organen zoals de longen en de bloedsomloop voorkomen.
Het zal hoogstwaarschijnlijk ook beschermen tegen persistente infectie.
Aangezien de hersenen een immuun privilege in het lichaam zijn, is het moeilijk te voorspellen of de immuniteit zal beschermen tegen herseninfecties.

Wetenschappers weten het niet, hoogstwaarschijnlijk langer dan 6 maanden, maar misschien slechts 1 of een paar jaar.

Gegevens van vier andere coronavirussen, namelijk de verkoudheidsvirussen, tonen aan dat de immuniteit tegen coronavirussen niet aanhoudt, maar afneemt. Veel mensen worden na 1 of een paar jaar opnieuw geïnfecteerd.
Herinfecties zijn waargenomen na COVID-19, maar niet erg frequent in de eerste maanden.
Aangezien het virus en vooral de vaccins vrij nieuw zijn, weten we niet hoe lang deze bescherming zullen bieden tegen de ziekte.
Het hebben van antistoffen tegen het virus beschermt niet altijd tegen herinfectie, dus alleen gezond blijven na besmetting kan worden gezien als bewijs voor bescherming.